Hoeveel natter of droger wordt het?

Hogere temperaturen, drogere zomers, extremere buien. Dat gaat klimaatverandering Nederland brengen. Maar hoeveel natter, droger en warmer wordt het, waar en wanneer? STOWA start samen met het Waterschapshuis een reeks nieuwe onderzoeken om de meteorologische informatievoorziening voor waterschappen verder te verbeteren.

“We willen zo snel mogelijk weten of onze regenstatistieken bijgesteld moeten worden op basis van het laatste IPCC-rapport”, zegt hydroloog Pier Schaper, beheerder van het boezemsysteem bij Wetterskip Fryslân en voorzitter van de werkgroep Weer en Waterbeheer van het Waterschapshuis. “Het liefst wil ik tot op de vierkante meter weten hoeveel regen er valt. Dat is onmogelijk, maar als waterschappen willen we wel de best mogelijke en meest actuele data hebben.” Nieuwe onderzoeksplannen daartoe hebben al instemming van de STOWA- programmacommissie Watersystemen, vertelt programmamanager Michelle Talsma. “Neerslag is een van de belangrijkste factoren in de balans van ieder watersysteem. Je wilt weten hoeveel regen je kunt verwachten binnen een bepaalde tijd, op een bepaalde locatie. Dat bepaalt de mogelijke effecten voor boeren en burgers.” Wanneer dat beeld compleet is, kan de vraag worden beantwoord of er aanpassingen nodig zijn in het systeem. Andere bemaling bijvoorbeeld of meer waterberging. Lukt het niet meer de balans op deze manier te herstellen, dan moet worden nagedacht over ruimtelijke aanpassingen zoals andere teelt of hoger bouwen. Talsma: “Meteorologische data (voorspellingen en statistieken) zitten vooraan in deze keten van overwegingen. Ze zijn één van de belangrijkste schakels in waterbeheer. Om de data zo actueel mogelijk te houden, willen we nauw aansluiten bij de nieuwste IPCC- en KNMI-rapporten.”

Speldenknop
Klimaatsignaal’21, de KNMI-vertaling van het nieuwste IPCC-rapport naar Nederland, laat zien dat er al hogere temperaturen, meer droogte én extremere buien zijn, en dat al die trends zich zullen voortzetten. “Dat is geen nieuws,” stelt Werenfried Spit van het KNMI. “Eerdere rapporten meldden dit al, het hoort bij stijging van de CO2-concentratie. We weten het nu vooral zekerder: de marges, de onzekerheden in de klimaatmodellen zijn kleiner geworden dankzij meer kennis en inzicht in klimaatprocessen.” Toch maken betere modellen het nog niet eenvoudig om de gevolgen te voorspellen voor Nederland en  - nog gedetailleerder - de verschillende waterschappen. Spit: “We vergeten het makkelijk, maar Nederland is echt maar een speldenknop op de wereldbol. Bovendien ligt ons land in een grenszone. Noord-Europa zal natter worden, Zuid-Europa droger. Wij zitten op dat grensvlak, waardoor het minder duidelijk is wat er precies gebeurt.” Toch valt er ook binnen Nederland wel degelijk onderscheid te maken in klimaateffecten, vertelt Spit. “We zien bijvoorbeeld verschillen voor de hoger gelegen delen vergeleken met de kuststrook en tussen stedelijk gebied en platteland.”

Regenmeters

Nederland mag een speldenknop zijn, het heeft op wereldschaal een dicht stelsel van waarnemingen, weet Pier Schaper. “Scheepvaart en luchtvaart zijn belangrijke leveranciers van data over wind, regen, water- en luchttemperaturen, en Nederland is een belangrijk knooppunt voor die sectoren. Bovendien hebben we relatief veel regenmeters op de grond.” Met al die data worden klimaatmodellen gevalideerd. Dat maakt prognoses binnen Europa gedetailleerder en betrouwbaarder dan bijvoorbeeld in Afrika of Zuid-Amerika. Al relativeert Schaper ook meteen de precisie: “De bekendste uitspraak over regenmeters is: het meeste valt ernaast. Een volgende meter staat al snel dertig kilometer verderop, en de kern van een bui gaat er vaker langs dan overheen.”

Wat als
Het KNMI is inmiddels gestart met het doorrekenen van de nieuwste wereldwijde inzichten van het IPCC in klimaatscenario’s voor Nederland. Die zullen in 2023 gereed zijn. Spit: “Scenario’s zijn wat-als-verhalen. Het ‘als’ is de stijgende CO2-concentratie, het ‘wat’ – de temperatuur-, neerslag-, en zeespiegelstijging - rolt met steeds grotere precisie uit de modellen.” STOWA denkt mee in een klankbordgroep over welke parameters het belangrijkst zijn om te berekenen. Naast neerslag en droogte kijkt het KNMI bijvoorbeeld ook naar rivierwaterstanden waarvoor het totale stroomgebied van Rijn en Maas bepalend is.
De STOWA-onderzoeken stellen vervolgens vast of de huidige regionale regenstatistieken van de waterschappen moeten worden aangepast op basis van de nieuwe KNMI-klimaatscenario’s. In de nieuwe meteo-onderzoeken is er ook aandacht voor seizoensverwachtingen. Is het mogelijk de komst van een droge zomer of nat voorjaar te voorspellen? En hebben droge zomers de neiging te clusteren? Een andere belangrijke vraag is in hoeverre differentiatie binnen Nederland mogelijk is. Schaper: “Nederland kent hot spots voor neerslag rondom de Veluwe en de Hondsrug. Houden de extremere zomerbuien zich ook aan dit patroon? Verder willen we kijken naar stedelijke gebieden. Valt de neerslag juist boven zo’n hitte-eiland, of erbuiten? Kun je daar vanuit de nieuwe scenario’s iets over zeggen? Dat is belangrijke kennis om bijvoorbeeld het risico op overstortingen te bepalen.”

Tot slot: moet het onderzoek bij een volgend IPCC-rapport weer worden herhaald? Schaper: “Dat kunnen we nu nog niet zeggen. We zijn benieuwd hoe groot de verschillen straks blijken te zijn tussen de nieuwe en huidige statistieken voor de komende jaren. De modellen en prognoses worden natuurlijk steeds preciezer, ook voor de langere termijn.” Spit: “Bedenk dat er ook nog voortdurend nieuwe informatie aan modellen wordt toegevoegd, kennis over het smelten van de ijskappen bijvoorbeeld. En er kunnen belangrijke tipping points blijken te zijn.”

Aanmelden voor e-magazine

Altijd op de hoogte van het laatste nieuws en evenementen.

Samenwerking Klimaatadaptatie Noorderkwartier & Samenwerking Waterketen Noorderkwartier stellen samen als doel: het verbinden van partijen die werken aan opgaven voor de waterketen en ruimtelijke adaptatie. 

Vragen? Neem gerust contact op info@samenblauwgroen.nl

Disclaimer